Tijdens de verschillende opgravingen in Pommeroeul (van 1975 tot 1980) werden acht vaartuigen ontdekt. De meeste werden aangetroffen onder de aanlegsteiger van deze Gallo-Romeinse havennederzetting. Drie boten van dit zeldzame ensemble zijn gerestaureerd en twee worden momenteel tentoongesteld in het museum : de prauw en de aak. Ze vormen een prachtige getuigenis van de binnenvaart, handel en economie van het platteland aan het begin van onze jaartelling en behoren tot de topstukken van de collectie van het Gallo-Romeins Museum.

Pommeroeul wordt doorkruist door de rivier de Hene, die uitmondt in de Schelde. Met behulp van beide boten konden goederen gemakkelijk worden in- en uitgevoerd naar het noorden en de Noordzee of naar het zuiden van Gallië.

De prauw is een monoxyle prauw (“mono” = één + “xylos” = hout). Het centrale deel van de boot is gemaakt uit een enkele eikenstam, verstevigd met bijkomende houten elementen. Ze meet 9,7m en de vermoedelijke oorspronkelijke lengte bedroeg 11,5 tot 12m. Op basis van dendrochronologisch onderzoek werd ze gedateerd in de 1e eeuw na Christus. Ze werd gebruikt op rivieren voor verplaatsingen, visvangst en het vervoeren van lichte goederen. Tijdens de opgravingen vonden archeologen resten van viskorven (vallen voor vissen) en een geperforeerde viskist (waarmee gevangen vis levend in het water bewaard kon worden).

 

bateaux

De aak wordt gedateerd op de overgang van de 1e naar de 2e eeuw na Christus. Het is een platbodemboot, uitgerust met een kajuit, een mast en een roerstok (de laatste twee zijn niet teruggevonden). Hij voer op rivieren en grotere waterwegen en diende voor het vervoer van zware goederen. Het bewaard gebleven deel meet 12,70m, maar oorspronkelijk was de aak waarschijnlijk 18 tot 20m lang. In vergelijking met onze moderne schepen wordt de aak beschouwd als de voorloper van het binnenvaartschip of péniche.

De aak is op zichzelf al uitzonderlijk, want het is het enige Gallo-Romeinse schip van dit type dat in België voor het publiek zichtbaar is. Sinds 2010 is het bovendien erkend als Topstuk door de Federatie Wallonië-Brussel.

De verschillende houten planken en onderdelen van de boten zijn met elkaar verbonden via assemblagetechnieken. Aan de zijkanten van elk vaartuig voorkomen twee halvemaanvormige centrale stukken spanningen die typisch zijn voor dit soort boten. Alles wordt waterdicht gemaakt door middel van het kalefateren, waarbij de naden en openingen worden opgevuld met organisch of dierlijk materiaal (mos, touw, vlas, wol, …) en nagels.

Foto credits

Gaffels of staken worden gebruikt om de boot voort te duwen door zich af te zetten op de rivierbodem. Ze helpen ook om het vaartuig te stabiliseren tijdens het vissen of om een voorwerp uit het water op te halen.
@ M. Destrée

De kalefaterbeitel (steekbeitel) of kalefaterijzer dient om de kieren in het hout dicht te maken.
@ M. Destrée

Spring naar de inhoud