De hoge middeleeuwen waren een tijd van vernieuwing en creatie. De modernestad ontstaat (verstening van gebouwen, vestingwerken, kerken). Het wordt de plaats van de macht (burgerlijk, wereldlijk, kerkelijk) door haar economische, financiële, juridische en administratieve autonomie. Het platteland kreeg structuur (kavels, wegennet, ontstaan van speculatieve landbouw, agropiscicultuur) en er ontstonden gebieden voor industriële activiteiten (indirecte metallurgie, hoogovens, aardewerk).

In Picardisch Wallonië getuigen steden als Doornik en Ath van dit middeleeuwse verleden.

  • Woning: rechthoekige plattegrond, twee aangrenzende ruimten (winkel en privé-ruimte), eerste verdieping toegankelijk via een buitentrap, zolder (opslagruimten), stenen gevel en kelder, vakwerkgevel, leien daken.
  • Materiaalkenmerken: het diversifiëren van het aardewerk (koekenpan, driepoot), geglazeerd (loodoxide).
  • Voedsel: gekookt, soepen, gestoofd, varkensvlees, rundvlees, vis (zeevis, visvijvers, zee) + gevogelte (kip, gans, eend). Vanaf de 13e eeuw werden voor de rijksten open haarden en ovens gebruikt om te braden en te bakken.
  • Kleren: ze komen dichter bij het lichaam om het te benadrukken: lang en laag uitgesneden, ze dragen bij tot het wijzigen van het uiterlijk (bliaud, korset, pourpoint).
  • Extra info: ziekenhuizen en leprosaria waren gevestigd aan de rand van de stad, buiten de vestingwerken (Onze Lieve Vrouw met de koos in Lessen, een klein ziekenhuis en kapel in Chièvres).
Spring naar de inhoud