Ondanks de belangrijke plaats die mandenvlechtwerk in het dagelijks leven van de Gallo-Romeinen innam, heeft het materiaal vanwege haar hoge vergankelijkheidgraad bitter weinig sporen nagelaten. Dit ambacht leerden we beter kennen langs iconografische bronnen: muurschilderingen in Pompeï, laagreliëfs en mozaïeken.

Geschreven bronnen zijn gelukkig talrijker, en zij bieden waardevolle details over de gebruikte materialen, de oogst ervan, de werkmethodes, en de oorden waar manden gevlochten werden. 

« De schors van beuken, linden, en sparren wordt veel gebruikt op het platteland. Zij diende voor het vervaardigen van containers, manden, grotere gebruiksvoorwerpen voor het transport van oogst en druivenpluk, en voor luifels voor hutten. » Plinius de Oudere

De gebruikte planten variëren sterk afhankelijk van de locatie. Daarom werkten mandenmakers met planten die ze in hun directe omgeving aantroffen. Om voor vlechtwerk te kunnen dienen moet de plant zowel buigzaam als robuust zijn. Net als nu blijft vlechtwerk het populairste materiaal in onze streken. Het plantenmateriaal werd in de vrije natuur geoogst of op de boerderijen verbouwd. Het werd niet alleen gebruikt in de mandenmakerij, maar ook om verbindingen te maken met de wijnstokken.

Naast vlechtwerk werden op ons platteland nog veel meer andere planten gebruikt, namelijk hazelnootdoppen, clematis, kamperfoelie, kornoelje en zelfs braamstruiken.

Auteur : Jean-Luc Mulkens

Afbeelding : mand gevuld met fruit, muurschilderij, 1e eeuw vóór Chr., Villa Oplontis, Italië.

Spring naar de inhoud